Jean Baptiste
Thielemans werd geboren in Brussel, in de populaire wijk van de Marollen. Zijn
vader en moeder houden een café in de Hoogstraat waar muziek gespeeld wordt en
Jean houdt van muziek. Hij is drie als hij van papa zijn eerste accordeon
krijgt. Hij wordt de ster van het café.
In 1939 ziet hij een
film waarin iemand mondharmonica speelt. Jean leert ‘mondmuziekske’ spelen.
Tijdens de tweede wereldoorlog hoort hij Jazz in de cafés van Brussel en hij
leert gitaar. En hij is goed, de groten van de muziek willen hem in hun orkest.
Benny Goodman en Bobbejaan Schoepen kloppen aan zijn deur. De aanvragen blijven
komen van ver en in 1951 verlaat Jean, die ondertussen door iedereen Toots
wordt genoemd zijn geliefde Brussel en gaat in Amerika samenspelen met de
groten. Charly Parker, Peggy Lee, Ella Fitzgerald, Quincy Jones, Jaco
Pastorius, Pat Metheny, Billy Joel, Paul Simon, Sting… ze stonden allemaal met
Toots op het podium en Toots speelde zijn mondharmonica, bijzonder als je weet
dat Toots al van kindsbeen astma heeft. Toots is een internationale ster, maar
hij blijft boven alles een ketje, een gewone Brusselair.
In 1981 wil zijn
gezondheid niet meer mee, hij krijgt een beroerte en kan zijn linkerarm niet
meer gebruiken. Het is het einde van het gitaar spelen, maar fluiten en
mondharmonica spelen, dat kan hij nog altijd als de beste.
Zijn bekendste lied,
componeert hij in 1962, Bluesette, dat hij al fluitend, met de mondharmonica,
met de gitaar en in alle mogelijke bezettingen heeft opgenomen. Maar de echte
Toots hoor je als hij improviseert en verhalen vertelt met zijn muziek.
Vorige week is Toots overleden, hij was 94 jaar,
maar zijn muziek blijft altijd bestaan.
Jean Baptiste Thielemans est né à Bruxelles, dans le quartier populaire
des Marolles. Ses parents tiennent un café Rue Haute ou chaque soir des
musiciens jouent leur musique. Jean adore la musique. À trois ans son papa lui
donne un cadeau, c’est un accordéon. Jean devient la star des soirées.
En 1939 Jean voit un film avec un acteur qui joue l’harmonica, il
apprend à jouer cet instrument. Pendant la deuxième guerre mondiale il entend
le jazz dans les cafés de Bruxelles et apprend à jouer la guitare. Il est un
excellent musicien. Les stars de la musique veulent ce Jean dans leur
orchestre. Bobbejaan Schoepen, mais aussi Benny Goodman frappent à sa porte.
Les demandes viennent de loin et en 1951 Toots, comme il se fait nommer
entretemps, déménage de Bruxelles vers l’Amerique ou il joue avec les plus
grands. Charly Parker, Peggy Lee, Ella Fitzgerald, Quincy Jones, Jaco
Pastorius, Pat Metheny, Billy Joel, Paul Simon, Sting… Tous sont montés sur le
podium à côté de Toots et Toots joue surtout l’harmonica. Ce qui est spéciale
si tu sais qu’il souffre d’asthme depuis son plus jeune âge. Toots est une star
internationale, mais avant tout il reste un ketje (ketje est le surnom des
vraies Bruxellois)
En 1981 il a des problèmes de santé et une attaque cérébrale lui paralyse
le bras gauche. Il ne peut plus jouer la guitare mais il siffle et joue
l’harmonica encore plus qu’avant.
Il compose sa chanson la plus connue en 1962. Il enregistre Bluesette en
sifflant, avec son harmonica, avec la guitare en avec beaucoup de ces groupes.
Mais on entend le vraie Toots quand il se met à improviser et à raconter des
histoires avec sa musique.
La semaine passée, Toots est décédé à l’âge de 94 ans, mais sa musique
continue … pour toujours.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten